zondag 30 juli 2017

Over bijen en mensen

Een imkerij in de Pyreneeën

“Zie […] hoe nauwkeurig de bijen te werk gaan bij het inrichten van hun raten, hoeveel eensgezindheid zij aan de dag leggen wanneer zij van alle kanten komen om aan hun taak te werken … geen enkel dier [is] slimmer dan zijn soortgenoot: je zult zien …. dat bij honingraten alle zeshoekige openingen gelijk zijn.” Seneca gebruikt in zijn Brief 121 aan Lucilius (geschreven in de jaren 63-64) (o.a.) de bijen als illustratie van de voorschriften van de natuur volgens welke dieren handelen: “De drang naar wat nuttig is en de afkeer van wat schadelijk is zijn natuurlijke gegevens: zonder enig overleg gebeurt alles wat de natuur voorgeschreven heeft.” Dit geldt ook voor de mens (“alle mensen passen zich aan bij de mogelijkheden van de levensfase waarin zij zijn”), maar daarbij heeft de natuur de mens “verheven boven de overige levende wezens”, met rede/redelijkheid als onderscheid. Dat uit zich in verschillende specialisaties bij de mens (“Een ambachtsman hanteert zijn instrumenten met gemak, … een schilder herkent bliksemsnel de vele verschillende kleuren die hij heeft klaargelegd om de werkelijkheid natuurgetrouw weer te geven en tussen zijn palet en zijn werkstuk legt hij verband met snelle blik en soepele hand. ….bij bekwame dansers kan de hand zo willig elke situatie en elk gevoel uitbeelden”). Zodoende geldt: “wat de natuur uitdeelt komt altijd met gelijke resultaten” en “Al wat menselijke waardigheid leert is ongewis en ongelijk”.
Seneca levert een retorische onderbouwing bij deze conclusies. Wat mist is een beschrijving van de imker die bekwaam de optimale omstandigheden voor zijn/haar bijenvolken schept om gezond en vitaal te kunnen functioneren, als voorbeeld van de door rede gedreven, gespecialiseerde mens.

Seneca – Brieven aan Lucilius (vert. Cornelis Verhoeven; Ambo 1980)

vrijdag 28 juli 2017

Bijenparadijs




De afdaling van de Pic d’Orhy over de westflank gaat aanvankelijk over een grassige steile helling, tussen schapen en  paarden door. Na zo’n 300m dalen wordt de bodem rotsiger en verschijnen de eerste blauwe distels (Eryngium bourgatii). Geleidelijkaan worden het er meer en algauw loopt de imker door een schitterend blauw bloemenveld. In de stilte van de bergen die enkel gebroken wordt door het geklingel van de koeienbellen om de paardenhalzen zwelt tegelijkertijd het gezoem van de bijen aan. Hoewel deze distelsoort niet zomaar terug te vinden is in enkele grote drachtplantenlijsten (drachtplanten.nl; imkerpedia.nl/wiki/index.php?title=Drachtplanten), en de Vlaamse Imkersbond een gemiddelde nectar/pollenwaarde 3/3 (op een schaal van 5) geeft, hebben de bijen het hier duidelijk naar hun zin, en mag de imker die hier zijn kasten heeft staan zich gelukkig prijzen (om veel redenen).
Een weelde aan blauwe distels


Westflank van de Pic d´Orhy

donderdag 27 juli 2017

Hemelbijen


Nachtelijke sterrenhemel in de Pyreneeën: geen bij te bekennen
De wonderlijk heldere sterrenhemel in de Pyreneeën doet de imker zich afvragen waar het sterrenbeeld “bij” te vinden is, zo het al bestaat. Enig speurwerk leert dat zoiets inderdaad bestaat, of beter gezegd bestaan heeft, want rondom het sterrenbeeld heerst enige verwarring. Eind zestiende eeuw werd het sterrenbeeld Paradijsvogel, waarschijnlijk per vergissing, Apis Indica (Indiase bij) genoemd. Die naam heeft heel lang bestaan, maar werd uiteindelijk gecorrigeerd naar eerst Avis Indica (Indiase vogel) en later Apus (Paradijsvogel). Een aangrenzend sterrenbeeld werd twee eeuwen lang aangeduid als Apis (Bij), maar halverwege de achtiende eeuw omgedoopt tot Musca (Vlieg), wat me geen promotie lijkt. Beide sterrenbeelden staan echter aan het zuidelijk halfrond en zijn in onze streken niet te zien, zodat we ons uit eigen waarneming geen oordeel kunnen vormen over het recht of onrecht dat de bij hier is aangedaan. En hoe goed de imker ook tuurt, een bij valt aan het noordelijk firmament maar moeilijk te herkennen.
(Op internet vind je verschillende bronnen.)


zaterdag 22 juli 2017

Imkersleed

Sommige volken zijn echt heel zachtaardig. Daar valt heel goed mee te werken, daarbij hoef je niet eens beschermende kleding te dragen. Maar andere volken daarentegen zijn buitengewoon verdedigend ingesteld, die vallen echt aan als je er alleen al naar wijst. Jezelf goed inpakken is dan het devies. De imker kent zijn volkjes wel, en weet bij wie een kap en jack niet genoeg is en ook handschoenen nodig zijn. Op warme dagen probeerde ik dan wel eens om toch in korte broek te blijven werken, maar dat pakt niet altijd voordelig uit, zeker niet als er een of enkele bijen de broekspijpen als ingang gebruikten om hogerop een venijnige steek te zetten. Collega-imker Henk vertelde me dat hij korte metten maakt met zulke volken. Dat vond ik een nogal rigoreuze aanpak totdat ik onlangs met een echt serieuze aanval te maken kreeg en ik honderden stekende bijen op mijn pak had zitten. Het katoen van jack en broek is niet dik genoeg om een angel tegen te houden hoewel de steken wel lichter aanvoelen. Maar vele tientallen lichte steken tellen toch op en op den duur is dat niet leuk meer. Dus in dit geval toch maar besloten Henk’s voorbeeld te volgen.

vrijdag 21 juli 2017

Bijenleed



De grote drachten zijn voorbij, behalve voor bijen die bovenop een boekweitveldje of zoiets lekkers staan. Mijn bijen hebben dat voorrecht niet en scharrelen nu nectar bij elkaar uit wat restjes klaver en uit alle moois dat wij in onze tuintjes in het dorp hebben staan: de lavendel, munt, guldenroede enzovoorts. En er zijn ook nog een paar wanhopige bijen die nectar uit de vlinderstruikbloemen trachten te halen, maar zoals je ziet hebben die bloemetjes een hele diepe kelk waardoor alleen vlinders en hommels en andere insecten met een lange tong de nectar onderin kunnen bereiken. Ik zag de bijen hun kopje echt zo diep mogelijk in de bloemetjes wurmen om met hun korte tongetje toch bij de nectar te kunnen. Of het gelukt is, daar heb ik geen bericht van gekregen.



donderdag 20 juli 2017

Insectenleed

“Vroeger”, toen we op de snelwegen nog niet harder reden dan zo’n 100 km/uur, in auto’s die nauwelijks sneller konden of bij hogere snelheden heftig gingen schudden en trillen en converseren alleen nog op luide toon lukte om het lawaai van de auto te overstemmen, waren vliegensponzen nog een populair artikel in de bakken bij de benzinestations. In de zomer was namelijk na een flinke rit je voorruit beplakt met massa’s rode, bruine en zwarte vlekjes van geplette insecten waardoor het voor goed zicht nodig was om regelmatig flink te boenen. Je nam dan gelijk het glas van de koplampen mee zodat je ’s avonds weer een mooie lichtbundel had. En nu, met veel hogere snelheden (in veel comfortabelere auto’s), vind je nauwelijks nog vlekjes op je voorruit, en de vliegensponzen zijn uit de schappen van de tankstations verdwenen. Ik las deze observatie eerder dit jaar en moest er tijdens onze tocht naar Frankrijk weer aan denken. Zou het echt door veranderd gebruik van het land komen dat er maar weinig insecten zijn?

Imkerijleed

Voor we op vakantie konden was er nog veel bijenwerk te doen. Alle kasten inspecteren en verzorgen, nog wat oude raat die zich verzameld had uitsmelten en de zegeltjeswas van de laatste honingoogst wassen en opsmelten om te voorkomen dat wasmotten hun eitjes in de wasresten leggen, wasmotlarven maken daar namelijk een ravage van. Tenslotte nog wat honingvoorraad verwerken zodat alles netjes opgeslagen is. Met het inpakken van de bagage natuurlijk ook snel een grote pot honing meegegrist, maar helaas even vergeten om te controleren of de deksel wel goed dichtgedraaid was. En, jawel je raadt het al, dat was niet het geval. Bij onze eerste overnachting vonden we een grote honingkliederboel in de betreffende tas, en als je daar dan eenmaal iets uithaalt plakt binnen de kortste keren de hele boel aan elkaar. Het kostte me veel tijd om alles weer een beetje op orde te krijgen en het leidde bij de imkersvrouw tot de verzuchting dat ze nu echt het “Help! mijn man is imker” T-shirt gaat bestellen.

maandag 17 juli 2017

Moerasspirea (2)

De volgende dag kwam de bij inderdaad terug, maar kon zijn bloemetje niet meer vinden, want ze stond met zoveel soortgenoten daar op dat plekje langs de slootkant.

moerasspirea pollen (zie pollenfilter)
"Help me dan, roep me dan!" zoemde de bij, maar dat hielp niet want alle moerasspirea's begonnen hartelijk te giechelen zodat de bij er geen wijs uitkwam. Na nog wat wanhopig rondvliegen gaf hij het op en zocht zijn vriend de zweefvlieg op om zijn avontuur te delen. "Ach man, maak je toch niet druk!" zei die, "je hebt je maar wat in de luren laten leggen, want moerasspirea, dat levert je misschien wel prachtig mooie stuifmeelkorrels op, maar veel nectar zal er niet uit oogsten! Kom maar mee, ik zal je eens naar een veel aardiger bloemetje brengen." De bij, weliswaar een beetje verbouwereerd, liet zich meetronen, en waar ze terechtkwamen dat lees je de volgende keer.

vrijdag 14 juli 2017

Moerasspirea

De bij vond een bloem (moerasspirea, Filipendula ulmaria, die nu uitbundig bloeit), streek neer en deed zich tegoed. "Zo!" zei de bloem, "het doet me deugd dat je me zo graag bezoekt!" "Ja," zei de bij, "het is aangenaam bij jou! Je nectar smaakt me goed, bovendien houd ik wel van je delicaat lichtzoetig parfum en je roomwitte teint." Daar werd de moerasspirea toch even stil van, en bracht toen het gesprek maar gauw op een ander onderwerp. "Heb je al gezien hoe de klaver erbij staat?" "Haha," zei de bij, "je bent me er eentje! Probeer ik je een complimentje te maken en dan ga je maar over de klaver praten." "Tja," zei de moerasspirea, "daar heb je wel een punt. Maar weet je, als jij hier klaar bent vlieg je weg en sta ik weer alleen in de wind te wuiven. Dan heb ik niets aan je mooie complimentjes." "Zo moet je dat niet zien," zei de bij. "Het is nu eenmaal zo dat ik niet kan blijven, ik móet terug naar mijn korf. Wat ik wil kan niet en wat kan wil ik niet. Maar je weet ook dat ik weer terugkom." "Oké oké," zei de bloem, "maak je maar niet druk, het is helemaal geen verwijt, het is gewoon, tja, hoe zal ik het zeggen, dat ik niet goed weet hoe ik de situatie beter onder woorden moet brengen..." Zo kabbelde het gesprek tussen de twee nog een tijdje door, uiteindelijk roddelden ze toch nog wat over de andere bloemen, ze verkneukelden zich over flower power, net zolang totdat het tijd werd dat de bij vertrok. Maar, zou het wel gemeend zijn wat de bij aan aardigheidjes uitsprak, of was het slechts een truc om de lekkernijen van de bloem los te bedelen? En zou de bij echt wel terugkomen zoals hij beloofde? Wie weet lezen we daar morgen wel meer over!

zondag 9 juli 2017

vrijdag 7 juli 2017

Mara's lavendel

de opgang naar de top
Op fort bij Vechten staan mijn bijen op een afgezonderd plekje. Ten westen van de coupure gaat een onverhard pad steil omhoog, de aarden buitenwal van het fort op, een beetje onopvallend omdat het afbuigt van het doorgaande asfaltweggetje. Als je het pad volgt kom je op een hoger gelegen klaverweitje dat omsloten is door bomen aan de noordwest zijde en door een heuvel aan de andere kant. Loop je door dan vind je de onooglijke opgang naar de heuveltop (foto), waar mijn bijen staan, in de beschutting van dichte begroeiing aan de westkant en met aan de oostkant een min of meer open doorzicht op het reduit dat dan zo'n meter of 10 lager ligt. Bij droog weer rijd ik gemakkelijk het aarden pad op, maar na de pittige regen van de afgelopen nacht was het vandaag te glibberig, en parkeerde ik onderaan.



Mark's skimmia
Terwijl ik de spullen die mee naar boven moesten bij elkaar zocht kwam beheerder Mark aanlopen, hij wilde wel eens zien hoe het mogelijk is om met een Citroën het steile pad te nemen. Dat ging dus niet door, maar we konden wel het beheer van de heuvelhelling bespreken waar nu wilgen en populieren opschieten die over enige tijd beschutting op het zuidoosten kunnen bieden, en dat zou welkom zijn want in de volle zon is het erg heet daar op de heuveltop. Op diezelfde helling bloeien nu de distels, en Mark heeft al veel eerder aan de rand van het veldje waar de bijenkasten staan een rijtje skimmia's geplant. Skimmia's zijn goede drachtplanten, maar deze moeten nog wel wat groeien.

Mara's lavendel
(moet nog wel een beetje bijtrekken)
En nu vertelde Mark dat hij juist vandaag met zijn dochtertje Mara aan de opgang naar de heuveltop lavendel had gezet. Ik weet zeker dat de bijen daar blij mee zijn, want de bijen die in
de boomgaard staan zoeken in de tuintjes in het dorp de lavendel op en komen dan thuis met lila stuifmeelklompjes aan hun achterpoten.

Stuifmeelklompjes zoals de bijen die aan de achterpoten
vervoeren (elk ong. 2 mm doorsnee). Elke kleur is
het verzamelde stuifmeel van telkens een andere soort
bloemen, tweede van links is lavendel.

De bijen slaan het stuifmeel ook nog eens keurig gesorteerd in de raat op, als voedsel voor de opgroeiende larven.

maandag 3 juli 2017

Bijen en vogels

Maandagavond de honingslinger doorgegeven aan collega-imker Gerrit. Gerrit is een tachtiger die last heeft van kortademigheid en snel vermoeid is. Ik heb de slinger bij hem aan huis gebracht en daar nog een uurtje met hem en zijn vrouw Lena zitten praten. Tijdens zijn werkzame leven was hij biologieleraar en vertelt nog met passie over dat vak. Een actief bioloog die met zijn klassen excursies naar het wad organiseerde en al meer dan 40 jaar bijen houdt, net als ik Buckfast-bijen. Daarnaast was hij verwoed filmer en maakte prachtige filmpjes over weidevogels, zie hieronder het prijswinnende Wolk en Zon uit 1963, je kunt op YouTube meer vinden als je zoekt onder Gerrit de Ruijter. Verder spraken we over, over mijn werk onze kinderen, over musiceren, over veranderingen in onze bijenhoudersvereniging. Een geanimeerde ontmoeting over dingen die waren en die komen.



zondag 2 juli 2017

Zomeroogst

Zaterdag 166 kg geslingerd. Gelukkig hielp Misha, anders was het me niet in één dag gelukt.




Verder een goed deel van de zondag nodig gehad om schoon te maken en de lege raten terug plaatsen op de kasten.